Eskulayan: Armoede, maar een thuis

Thomas Ras, parochiaan uit IJmuiden, bezocht onlangs het Vastenproject van dit jaar in de Filippijnen. Een verslag van zijn bezoek dat veel indruk maakte, delen wij graag met u:

Manilla. Dit keer was het er mijn derde bezoek. Een stad waar ik van ben gaan houden.

Ik weet het nog goed. September 2023 kwam ik hier voor het eerst. Ik had mij natuurlijk goed ingelezen; waar ik moest zijn, in welke buurt een hotel te boeken, waar uit eten te gaan, wat te doen en waar ik s’ avonds veilig terecht kan om een drankje te doen en te dansen.

In de stad verblijf ik tegenwoordig in mijn favoriete wijk: Makati. Dichtbij het winkelcentrum Greenbelt dat vijf grote gebouwen kent die vol staan met luxe winkels en restaurants. Je kunt er alles krijgen. En wat je daar niet kan vinden, kun je verderop vinden in de winkelcentra Ayala en Glorietta die aan Greenbelt grenzen. Als je alles van deze winkels goed wilt zien, heb je meer dan een volle dag nodig.

De prijzen in deze winkelcentra zijn ongeveer hetzelfde als die bij ons. Het zijn ook voornamelijk dure merken die je hier kunt kopen. De prijzen van voedsel en drankjes schelen ook niet veel met die van Haarlem, waar ik zelf woon.

Je ziet dat de mensen die hier lopen dit ook kunnen betalen. Iedereen is goed gekleed en ziet er welvarend uit…

En dan lees ik op de website van de kerk over het vastenproject. Natuurlijk weet ik wel dat niet iedereen zo welvarend is in de Filipijnen. Ik zie ook de huizen van de armeren als ik op weg ben naar de stad. Ik zie ook de daklozen. Maar het lezen van het artikel roept bij mij toch vragen op. Ben ik dan zó blind dat ik dit niet heb gezien? Ik besluit contact te zoeken met Missie Sint Paulus en via contactpersoon Peter-Ben Smit word ik in contact gebracht met vrijwilligers van de Iglesia Filipina Independiente, onze zusterkerk op de Filippijnen, om een project dat gericht is op de allerarmsten te mogen bezoeken.

We spreken af op een zaterdagochtend en medewerkers van het project halen mij op bij mijn hotel. Met een tas vol stroopwafels (die heb ik altijd mee op vakantie om uit te delen) gaan we op weg naar een buurt die “Tondo” heet. Ik word alvast gewaarschuwd voor wat ik ga aantreffen later. Er is namelijk de avond ervoor brand geweest en vier gezinnen hebben hun thuis en hun hele bezit verloren. Drie kinderen zijn bij de brand omgekomen. De overheid heeft zich nog niet laten zien om te helpen. Dit wordt ook niet verwacht…

We stappen uit de auto bij een tankstation waar een groep enthousiaste vrouwen op ons staat te wachten. We moeten dan eerst de drukke straat oversteken… twee keer vier banen met een gekte van verkeer.

Aan de overkant zie je direct dat je in een veel minder welvarend deel van de stad terecht komt. Slecht gebouwde “huisjes”, dicht op elkaar en klein. Smalle straten. Hier en daar winkeltjes waar voornamelijk wordt gekookt of waar je levensmiddelen kunt kopen, af en toe ook kleding.

Hier komen we in een klein gebouwtje waarin een leslokaal is. Daar verblijft nu onder andere een gezin. Vanuit de buurt komen mensen kleren brengen voor de gezinnen die alles kwijt zijn. Let wel: dit zijn gezinnen die zelf ook (bijna) niks hebben. Maar het kleine beetje wat ze hebben wordt gedeeld. Want je laat je naaste niet alleen staan.

We beginnen met een rondleiding door de wijk. Al snel komen we bij de eerste afgebrande gebouwtjes. Wat kromgebogen stalen balken is wat rest. Ik zie er kinderen en volwassenen lopen met restanten die wellicht nog gerecycled kunnen worden. Veel mensen verdienen hier hoe dan ook met het uitpluizen van vuilnisbelten, maar deze ravage was hun eigen huis. Door alle leeftijden wordt geholpen. Ik zie niemand treuren, ik zie mensen die weer proberen verder te kijken. Een leven weer op te bouwen. Elkaar te helpen.

Op het volgende stukje zie ik nog delen branden. Kleine vlammen. Je ruikt de brand ook over de gehele wijk. Op het nieuws werd gezegd dat de overheid het niet veilig vond voor de brandweer om de wijk te betreden omdat de bewoners ze hadden tegengehouden. De bewoners, de vrijwilligers van ons project en iedereen die ik daar sprak wilden juist de brandweer erbij hebben om de boel te blussen. Maar het zou de overheid goed uitkomen als de hele wijk afbrandt, want dan kunnen er luxe appartementen worden gebouwd.

Deze mensen hebben maar weinig. En het weinige wat ze hebben moeten ze zelf beschermen. Een overheid is er niet om hen te helpen. Ze voelen zich tweederangsburgers, maar met elkaar proberen ze er toch het beste van te maken.

Vanaf de afgebrande delen lopen we verder en word ik op diverse plekken naar binnen gevraagd om te komen kijken hoe mensen wonen. Ik zie kleine “huisjes” waar soms hele gezinnen wonen. Vader, moeder en vier of vijf kinderen. Deze ruimtes zijn de helft van de (ruime) hotelkamer waar ik in mijn eentje verblijf. De straatjes bestaan uit zand en modder. Soms wat rommel, maar de meeste rommel ligt bij elkaar in een vuilniszak.

Lopende door de krappe straatjes komen kinderen naar me toe om een “boks” of een “high five” te geven. Ze vinden het spannend om een bezoeker van buiten te zien, zeker als hij zo wit is als ik het ben. Meestal staan ze eerst verlegen te kijken, en zegt er eentje gedag. Dan zeg ik gedag terug. Dan komt de volgende om die boks of high five te geven, en de rest volgt daarna.

Na een uur hier te hebben rondgelopen met de vrijwilligers gaan we terug naar het lokaal. Daar wordt me kort verteld over het daadwerkelijke project ‘Eskwelayan’. De naam is een combinatie voor de woorden voor ‘school’ (‘eskwela’) en ‘volk’ (‘bayan’). Het project is op dit moment actief in zes sloppenwijken in Manilla en structureel worden zo’n 300 kinderen geholpen.

Het project verzorgt op maandag tot donderdag onderwijs aan kinderen van 3-5 jaar. Behalve dat ze hier dingen leren, krijgen de kinderen ook te eten en sap en water te drinken. Hierdoor kunnen de kinderen komen, want anders is het noodzakelijk zelf mee te helpen om iets te verdienen om eten te kunnen kopen. Door tussen vuilnis te zoeken naar dingen die verkocht kunnen worden, bijvoorbeeld.

In het weekend kunnen de kinderen van 5-17 jaar komen. Ook zij krijgen dan onderwijs en te eten. Dat eten is ook gezonder dan wat ze thuis soms krijgen – noodgedwongen eten mensen ook gevonden voedsel. Dat heet ‘pagpag’: twee keer gekookt.

Er is een groepje leerlingen aanwezig. Van alle leeftijden. Er wordt me gevraagd om met ze in gesprek te gaan. Uiteraard voor de kleinsten met iemand die als tolk optreedt. Maar ik merk dat het best eng is voor ze. Een grote witte man die op een stoel zit en daarom nóg groter lijkt. En zij als kleine Filipino’s op de grond. Ik besluit ook op de grond te gaan zitten zodat het verschil wat minder groot is. Dat vinden de kinderen leuk.

Het voorstellen is lastig. De kinderen zijn heel verlegen. De oudsten durven het aan. Dus heb ik met Google translate vlug een tekstje gemaakt in het Tagalog (de Filipijnse taal) en stel mezelf voor. Uiteraard was mijn uitspraak niet perfect, maar de kinderen begrepen me en moesten er om lachen. De rest durfde nu ook.

Ik vroeg aan ze wat ze willen worden als ze groot zijn. Ik hoor bij de jongens vooral politieman en bij de meisjes lerares of verpleegster. Maar één kereltje van 9 sprong eruit: hij wilde brandweerman worden. Ik vroeg hem of dat kwam door de brand van de dag ervoor. Hij antwoordde me dat hij graag mensen had willen redden. Rillingen gingen over mijn lijf.

De stroopwafels deel ik aan ze uit. Die gaan ze delen met anderen. Ik zie dat later ook gebeuren.

De beurt is aan de vrijwilligers, vooral dames. Ook wij stellen ons aan elkaar voor en praten over het project. Ze zijn gedreven om de kinderen te helpen aan een betere toekomst. Maar het is lastig want de middelen zijn maar beperkt. Ze worden ondersteund door een lokale organisatie die hen onder andere het lokaal heeft gegeven. Ook helpt deze organisatie deels met het financieren van de maaltijden, maar er zijn meer giften nodig. Voor het eten en drinken, voor het lesmateriaal en een vergoeding voor sommige vrijwilligers die anders ook niet rond kunnen komen. Enkele dames zijn geëmotioneerd, ze willen zo graag deze kinderen helpen.

Om deze mensen te helpen heeft de Filipijnse kerk vanuit een diaconaal fonds de vrijwilligers 10.000 peso’s (ongeveer 165 euro) aangeboden die ze zelf mogen invullen. Ze besluiten er 400 maaltijden van te kopen voor de getroffen gezinnen en iedereen die hen helpt. Ik word gevraagd mee te helpen een deel van deze maaltijden uit te delen.

Het zijn kleine maaltijden: Chicken adobo. Dit is rijst met kip in een ietwat zoetige saus, één van mijn favoriete gerechten op de Filipijnen.

Ik heb ze verteld dat wij vanuit Nederland aan het inzamelen zijn met onze vastenactie omdat we dit erg belangrijk vinden. Dat raakt ze zichtbaar. Ze zijn blij dat deze kinderen zo een betere toekomst tegemoet kunnen gaan.

Het project heeft mij geraakt en ik zie dat het heel erg nodig is om het te ondersteunen. Ik hoop dat u allen, voor zover u dat nog niet heeft gedaan, met een groot hart wilt geven. Ik zal tijdens mijn bezoeken aan de Filipijnen dit project blijven volgen en erover blijven berichten. U ervan op de hoogte houden hoe het project verloopt.

Niemand kiest waar of in welke omstandigheden hij/zij geboren wordt. Wat wij wel kunnen doen is het verschil maken voor deze mensen. Helpt u ook mee?

Thomas Ras

De vastenactie is voorbij, maar het project kan ook hierbuiten uw steun gebruiken. U kunt uw gift overmaken aan Missie Sint Paulus op bankrekening NL85INGB0000464575 t.n.v. Sint Paulus o.v.v. “Eskulayan”