Voor veel mensen is diaconaat het sociale werk van de kerk: daar zijn de doeners!! Natuurlijk is er ook geloof nodig, want als je dingen doet moet je er ook in geloven. Nou, dat klinkt wel heel simpeltjes. Moet je voor dit soort gedachten bij de kerk zijn? Zegt Louis van Gaal niet hetzelfde? Loek vertelt bij monde van priester Claudina Cabral meer…..
Ik ben Claudina Cabral. Ik woon in Mozambique en werk als Anglicaans priester in het vluchtelingenkamp Marratane in Noord Mozambique. Samen met 2 catechisten, een soort lekenpastors, Dominique Shabne uit Congo en Beatrice Beigengnana uit Rwanda proberen we de vluchtelingen weer meer op eigen benen te zetten. Als klein kind werd ik onder de hoede genomen van Rooms-Katholieke nonnen, die mij geloofskennis en -vertrouwen mee gaven voor een sterke basis van mijn leven. Ik ben inmiddels getrouwd en moeder van drie kinderen.
Maar hoe kwam ik er eigenlijk toe om voor en met deze vluchtelingen te gaan werken? Tja, weet u, toen ik in het ziekenhuis van Nampula werkte werden er regelmatig mensen uit het kamp naar het ziekenhuis overgebracht waar ik toen als geestelijk verzorgster werkte. Oh, oh, wat waren die er slecht aan toe. Ik was aangedaan door de ernstige ziektes, die deze mensen hadden. Ze vielen ook heel vaak buiten de boot: geen (identiteits-)papieren, geen kennis van onze lokale talen en zie, ze kregen zelden echte steun. Ik begon me met name in te zetten voor de vrouwen en meisjes, die het dikwijls flink te verduren hadden gehad. Toen onze parochie in Nampula zich in wilde zetten voor de bewoners van Marratane mocht ik die inzet begeleiden. En kijk, een groepje vluchtelingen vroeg al snel daarna of ze een eigen gebedsgroep konden starten ; niet veel later startten we zelfs een eigen kerkgemeenschap in het kamp.
Wat ik het leukste vind aan dit werk? Dat is niet zo moeilijk, ik merk het vanzelf: zodra je ziet dat het vrouwen en meisjes (waarmee ik bezig ben in het kamp) lukt om hun traumatische ervaringen grotendeels te verwerken. Ze krijgen dan weer energie voor hun huisje, geven hun kinderen de volle aandacht en beginnen Chambas (tuintjes) aan te leggen. Ze krijgen steeds meer belangstelling voor geloofswaarden die er toe doen, de mens leeft niet van brood alleen nietwaar? Kijk, DAN voel ik dat het werk vrucht draagt. In een nieuw land met nieuwe waarden vormen hun eerdere vreselijke ervaringen immers geen reële bedreiging meer voor deze mensen. Als ik zie dat ze dát gaan beleven in onze veiliger omgeving dan gaat mijn hart open. Ik ga op in het pastoraal begeleiden van deze mensen. Natuurlijk zijn er ook tegenvallers, onze inzet loopt niet altijd uit op een succes. Maar wat me telkens weer zo raakt, is dat degenen, die het meest zwak staan in het leven het hardst getroffen werden tijdens conflicten die eigenlijk vermeden hadden kunnen worden. Dan laat ik me gemakkelijk meeslepen om voor deze mensen iets te willen betekenen op pastoraal gebied. Dat kost best veel energie, zeker, maar het brengt ons ook echt dichterbij elkaar. Ja, het voelt zelfs alsof we werkelijk familie van elkaar zijn, dat is zo bijzonder; ik ervaar het echt als een waardevolle roeping.